Psalmen

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Statenvertaling

Psalmen 83 Statenvertaling (SV1750)

1. Een lied, een psalm van Asaf. (83:2) O God! zwijg niet, houd U niet als doof, en zijt niet stil, o God!

2. (83:3) Want zie, Uw vijanden maken getier, en Uw haters steken het hoofd op.

3. (83:4) Zij maken listiglijk een heimelijken aanslag tegen Uw volk, en beraadslagen zich tegen Uw verborgenen.

4. (83:5) Zij hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat aan den naam Israels niet meer gedacht worde.

5. (83:6) Want zij hebben in het hart te zamen geraadslaagd; tegen U hebben zij een verbond gemaakt;

6. (83:7) De tenten van Edom en der Ismaelieten, Moab en de Hagarenen;

7. (83:8) Gebal, en Ammon, en Amalek, Palestina met de inwoners van Tyrus.

8. (83:9) Ook heeft zich Assur bij hen gevoegd; zij zijn den kinderen van Lot tot een arm geweest. Sela.

9. (83:10) Doe hun als Midian, als Sisera, als Jabin aan de beek Kison;

10. (83:11) Die verdelgd zijn te Endor; zij zijn geworden tot drek der aarde.

11. (83:12) Maak hen en hun prinsen als Oreb en als Zeeb, en al hun vorsten als Zebah en als Zalmuna;

12. (83:13) Die zeiden: Laat ons de schone woningen Gods voor ons in erfelijke bezitting nemen.

13. (83:14) Mijn God! maak hen als een wervel, als stoppelen voor den wind.

14. (83:15) Gelijk het vuur een woud verbrandt, en gelijk de vlam de bergen aansteekt;

15. (83:16) Vervolg hen alzo met Uw onweder, en verschrik hen met Uw draaiwind.

16. (83:17) Maak hun aangezicht vol schande, opdat zij, o HEERE! Uw Naam zoeken.

17. (83:18) Laat hen beschaamd en verschrikt wezen tot in eeuwigheid, en laat hen schaamrood worden, en omkomen;

18. (83:19) Opdat zij weten, dat Gij alleen met Uw Naam zijt de HEERE, de Allerhoogste over de ganse aarde.