Psalmen

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Statenvertaling

Psalmen 103 Statenvertaling (SV1750)

1. Een psalm van David. Loof den HEERE, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam.

2. Loof den HEERE, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn weldaden;

3. Die al uw ongerechtigheid vergeeft, die al uw krankheden geneest;

4. Die uw leven verlost van het verderf, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden;

5. Die uw mond verzadigt met het goede, uw jeugd vernieuwt als eens arends.

6. De HEERE doet gerechtigheid en gerichten al dengenen, die onderdrukt worden.

7. Hij heeft Mozes Zijn wegen bekend gemaakt, den kinderen Israels Zijn daden.

8. Barmhartig en genadig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid.

9. Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwiglijk den toorn behouden.

10. Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.

11. Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vrezen.

12. Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons.

13. Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de HEERE over degenen, die Hem vrezen.

14. Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn.

15. De dagen des mensen zijn als het gras, gelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij.

16. Als de wind daarover gegaan is, zo is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer.

17. Maar de goedertierenheid des HEEREN is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen, die Hem vrezen, en Zijn gerechtigheid aan kindskinderen;

18. Aan degenen, die Zijn verbond houden, en die aan Zijn bevelen denken, om die te doen.

19. De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles.

20. Looft den HEERE, Zijn engelen! gij krachtige helden, die Zijn woord doet, gehoorzamende de stem Zijns woords.

21. Looft den HEERE, al Zijn heirscharen! gij Zijn dienaars, die Zijn welbehagen doet!

22. Looft den HEERE, al Zijn werken! aan alle plaatsen Zijner heerschappij. Loof den HEERE, mijn ziel!