Psalmen

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Statenvertaling

Psalmen 102 Statenvertaling (SV1750)

1. Een gebed des verdrukten, als hij overstelpt is, en zijn klacht uitstort voor het aangezicht des HEEREN. (102:2) O HEERE! hoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot U komen.

2. (102:3) Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dage als ik roep, verhoor mij haastelijk.

3. (102:4) Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard.

4. (102:5) Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.

5. (102:6) Mijn gebeente kleeft aan mijn vlees, vanwege de stem mijns zuchtens.

6. (102:7) Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen.

7. (102:8) Ik waak, en ben geworden als een eenzame mus op het dak.

8. (102:9) Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij.

9. (102:10) Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met tranen.

10. (102:11) Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven, en mij weder nedergeworpen.

11. (102:12) Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras.

12. (102:13) Maar Gij, HEERE! blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.

13. (102:14) Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen.

14. (102:15) Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis.

15. (102:16) Dan zullen de heidenen den Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid.

16. (102:17) Als de HEERE Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn,

17. (102:18) Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed;

18. (102:19) Dat zal geschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den HEERE loven;

19. (102:20) Omdat Hij uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien; dat de HEERE uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben;

20. (102:21) Om het zuchten der gevangenen te horen, om los te maken de kinderen des doods;

21. (102:22) Opdat men den Naam des HEEREN vertelle te Sion, en Zijn lof te Jeruzalem;

22. (102:23) Wanneer de volken samen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den HEERE te dienen.

23. (102:24) Hij heeft mijn kracht op den weg ter neder gedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort.

24. (102:25) Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht.

25. (102:26) Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen;

26. (102:27) Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn.

27. (102:28) Maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geeindigd worden.

28. (102:29) De kinderen Uwer knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden.