18. (49:19) Hoewel hij zijn ziel in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet;
19. (49:20) Zo zal zij toch komen tot het geslacht harer vaderen; tot in eeuwigheid zullen zij het licht niet zien.
20. (49:21) De mens, die in waarde is, en geen verstand heeft, wordt gelijk als de beesten, die vergaan.