Statenvertaling

Psalmen 102:7-19 Statenvertaling (SV1750)

7. (102:8) Ik waak, en ben geworden als een eenzame mus op het dak.

8. (102:9) Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij.

9. (102:10) Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met tranen.

10. (102:11) Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven, en mij weder nedergeworpen.

11. (102:12) Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras.

12. (102:13) Maar Gij, HEERE! blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.

13. (102:14) Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen.

14. (102:15) Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis.

15. (102:16) Dan zullen de heidenen den Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid.

16. (102:17) Als de HEERE Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn,

17. (102:18) Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed;

18. (102:19) Dat zal geschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den HEERE loven;

19. (102:20) Omdat Hij uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien; dat de HEERE uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben;