13. (40:8) Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen!
14. (40:9) Dan zal Ik ook u loven, omdat uw rechterhand u zal verlost hebben.
15. (40:10) Zie nu Behemoth, welken Ik gemaakt heb nevens u; hij eet hooi, gelijk een rund.
16. (40:11) Zie toch, zijn kracht is in zijn lenden, en zijn macht in den navel zijns buiks.
17. (40:12) Als het hem lust, zijn staart is als een ceder; de zenuwen zijner schaamte zijn doorvlochten.
18. (40:13) Zijn beenderen zijn als vast koper; zijn gebeenten zijn als ijzeren handbomen.
19. (40:14) Hij is een hoofdstuk der wegen Gods; die hem gemaakt heeft, heeft hem zijn zwaard aangehecht.
20. (40:15) Omdat de bergen hem voeder voortbrengen, daarom spelen al de dieren des velds aldaar.
21. (40:16) Onder schaduwachtige bomen ligt hij neder, in een schuilplaats des riets en des slijks.
22. (40:17) De schaduwachtige bomen bedekken hem, elkeen met zijn schaduw; de beekwilgen omringen hem.
23. (40:18) Zie, hij doet de rivier geweld aan, en verhaast zich niet; hij vertrouwt, dat hij de Jordaan in zijn mond zou kunnen intrekken.
24. (40:19) Zou men hem voor zijn ogen kunnen vangen? Zou men hem met strikken den neus doorboren kunnen?