Statenvertaling

Job 40:1-10 Statenvertaling (SV1750)

1. (39:34) En de HEERE antwoordde Job, en zeide:

2. (39:35) Is het twisten met den Almachtige onderrichten? Wie God bestraft, die antwoorde daarop.

3. (39:36) Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide:

4. (39:37) Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.

5. (39:38) Eenmaal heb ik gesproken, maar zal niet antwoorden; of tweemaal, maar zal niet voortvaren.

6. (40:1) En de HEERE antwoordde Job uit een onweder, en zeide:

7. (40:2) Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij.

8. (40:3) Zult gij ook Mijn oordeel te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig zijt?

9. (40:4) Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?

10. (40:5) Versier u nu met voortreffelijkheid en hoogheid, en bekleed u met majesteit en heerlijkheid!