NBG-vertaling 1951

Spreuken 30:11-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Er is een geslacht, dat zijn vader vervloekten zijn moeder niet zegent,

12. een geslacht, dat rein is in eigen ogen,maar niet van zijn vuil is gewassen;

13. een geslacht met trotse ogenen opgetrokken wimpers;

14. een geslacht, welks tanden zwaarden, welks gebit messen zijn,om de ellendigen te verteren,zodat er geen meer zijn in het land,en geen nooddruftigen onder de mensen.

15. De bloedzuiger heeft twee dochters: geef, geef!Deze drie zijn onverzadelijk,vier zeggen nooit: Het is genoeg:

16. het dodenrijk en de onvruchtbare schoot,de aarde, die nooit van water verzadigd wordt,en het vuur, dat nooit zegt: het is genoeg!

17. Het oog dat de vader bespoten de gehoorzaamheid aan de moeder veracht,dat zullen de raven der beek uitpikkenen de jonge arenden opeten.