BasisBijbel

Matteüs 25:28-39 BasisBijbel (BB)

28. Neem hem de 250 goudstukken af. Geef ze aan hem die 2400 goudstukken heeft.'

29. Want aan iedereen die heeft, zal meer gegeven worden, en hij zal meer dan genoeg hebben. Maar van wie niet heeft, zal afgenomen worden wat hij heeft.

30. En de heer zei: 'En gooi die nutteloze dienaar in de donkerste kerker. Daar zal hij huilen en met zijn tanden knarsen [ van spijt ].' "

31. [ Jezus zei: ] "Straks zal de Mensenzoon komen in zijn stralende hemelse macht en majesteit, samen met al zijn engelen. Dan zal Hij op zijn koninklijke troon gaan zitten.

32. Alle volken zullen vóór Hem worden gebracht. En Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen scheidt van de bokken.

33. Hij zal de 'schapen' aan zijn rechterkant zetten en de 'bokken' aan zijn linkerkant.

34. Dan zal de Koning tegen de mensen rechts van Hem zeggen: 'Kom, mijn Vader wil goed voor jullie zijn. Hij geeft jullie het Koninkrijk dat Ik al voor jullie heb klaargemaakt nog voordat de aarde bestond.

35. Want toen Ik honger had, hebben jullie Mij te eten gegeven. Toen Ik dorst had, hebben jullie Mij te drinken gegeven. Toen Ik een vreemdeling was, hebben jullie Mij in huis genomen.

36. Toen Ik geen kleren had, hebben jullie Mij kleren gegeven. Toen Ik ziek was, hebben jullie Mij opgezocht. Toen Ik in de gevangenis zat, hebben jullie Mij bezocht.'

37. Dan zullen ze Hem antwoorden: 'Heer, wanneer had U honger en hebben we U te eten gegeven? Wanneer had U dorst en hebben we U te drinken gegeven?

38. Wanneer was U een vreemdeling en hebben we U in huis genomen? Wanneer had U geen kleren en hebben we U kleren gegeven?

39. Wanneer was U ziek of in de gevangenis en hebben we U bezocht?'