BasisBijbel

Jozua 8:19-29 BasisBijbel (BB)

19. Dat was het teken voor de mannen die in de hinderlaag lagen. Ze stonden haastig op en renden naar de stad. Ze trokken binnen en staken de stad in brand.

20. Toen de mannen van Ai omkeken, zagen ze aan de rook dat de stad in brand stond. Ze konden geen kant meer op. Want de mannen die naar de woestijn gevlucht waren, keerden zich nu om en vielen hun achtervolgers aan.

21. Want toen Jozua en heel Israël zagen dat de mannen vanuit de hinderlaag de stad in brand hadden gestoken, keerden ze zich om en versloegen de mannen van Ai.

22. Intussen trokken de Israëlieten die de stad hadden veroverd, hun tegemoet. Zo kwam het leger van Ai tussen de Israëlieten in te zitten, want de Israëlieten kwamen nu van twee kanten. En Israël doodde hen allemaal, niemand wist te ontsnappen.

23. Maar de koning van Ai grepen ze levend. Ze brachten hem naar Jozua.

24. De Israëlieten achtervolgden de mannen van Ai in het veld en in de woestijn. Ze doodden iedereen, tot en met de laatste man. Daarna gingen ze terug naar Ai en doodden daar iedereen.

25. Die dag werden er 12.000 mensen gedood, alle bewoners van Ai, mannen en vrouwen.

26. Jozua hield zijn speer omhoog totdat alle bewoners van de stad waren gedood.

27. Maar de buit en het vee namen de Israëlieten mee, zoals de Heer bevolen had.

28. Jozua verbrandde Ai, zodat er alleen puinhopen van overbleven. En die zijn er nu nog steeds.

29. De koning van Ai hing hij aan een paal en liet hem daar tot de avond hangen. Toen de zon onderging, gaf Jozua het bevel dat het lijk van de paal gehaald moest worden. Ze gooiden het bij de stadspoort neer en bedekten het met een grote stapel stenen. Die stenen liggen daar nu nog steeds.