BasisBijbel

1 Kronieken 4:24-35 BasisBijbel (BB)

24. De zonen van Simeon waren: Nemuel, Jamin, Jarib, Zera en Saul.

25. Saul kreeg een zoon: Sallum. Sallums zoon was Mibsam. Zijn zoon was Misma.

26. Zijn zoon was Hammuel. Zijn zoon was Zakkur. Zijn zoon was Simeï.

27. Simeï had 16 zonen en zes dochters. Maar zijn broers hadden niet veel kinderen. Hun hele familie was niet zo groot als de familie van Juda.

28. Ze woonden in Berseba, Molada, Hazar-Sual,

29. Bilha, Esem, Tolad,

30. Betuel, Horma, Ziklag,

31. Bet-Markabot, Hazar-Susim, Bet-Biri en Saäraïm. In die steden woonden ze totdat David koning werd.

32. Verder woonden ze in de vijf steden Etam, Aïn, Rimmon, Tochen en Asan.

33. Ook woonden ze in de dorpen die rondom deze steden lagen, tot aan Baäl. Dit waren hun woonplaatsen. Ze hielden hun eigen namenlijsten bij.

34. Hun familiehoofden waren Mesobab, Jamlech, Josa (de zoon van Amazia),

35. Joël, Jehu (de zoon van Josibja, die een zoon was van Seraja, die een zoon was van Asiël),