BasisBijbel

1 Kronieken 4:22-34 BasisBijbel (BB)

22. Verder kreeg hij Jokim. Ook de bewoners van Kozeba stammen van Er af. Verder kreeg Er: Joas en Saraf, die een poos over de Moabieten hebben geheerst, en Jasubilehem terug. Dit staat allemaal opgeschreven in oude boeken.

23. Zij waren pottenbakkers en tuinmannen en werkten voor de koning.

24. De zonen van Simeon waren: Nemuel, Jamin, Jarib, Zera en Saul.

25. Saul kreeg een zoon: Sallum. Sallums zoon was Mibsam. Zijn zoon was Misma.

26. Zijn zoon was Hammuel. Zijn zoon was Zakkur. Zijn zoon was Simeï.

27. Simeï had 16 zonen en zes dochters. Maar zijn broers hadden niet veel kinderen. Hun hele familie was niet zo groot als de familie van Juda.

28. Ze woonden in Berseba, Molada, Hazar-Sual,

29. Bilha, Esem, Tolad,

30. Betuel, Horma, Ziklag,

31. Bet-Markabot, Hazar-Susim, Bet-Biri en Saäraïm. In die steden woonden ze totdat David koning werd.

32. Verder woonden ze in de vijf steden Etam, Aïn, Rimmon, Tochen en Asan.

33. Ook woonden ze in de dorpen die rondom deze steden lagen, tot aan Baäl. Dit waren hun woonplaatsen. Ze hielden hun eigen namenlijsten bij.

34. Hun familiehoofden waren Mesobab, Jamlech, Josa (de zoon van Amazia),