Statenvertaling

Zacharia 7:1-8 Statenvertaling (SV1750)

1. Het gebeurde nu in het vierde jaar van den koning Darius, dat het woord des HEEREN geschiedde tot Zacharia, op den vierden der negende maand, namelijk in Chisleu.

2. Toen men naar het huis van God gezonden had Sarezer, en Regem-melech, en zijn mannen, om het aangezicht des HEEREN te smeken;

3. Zeggende tot de priesters, die in het huis des HEEREN der heirscharen waren, en tot de profeten, zeggende: Moet ik wenen in de vijfde maand, mij afzonderende, gelijk als ik gedaan heb nu zo vele jaren?

4. Toen geschiedde het woord des HEEREN der heirscharen tot mij, zeggende:

5. Spreek tot het ganse volk dezes lands, en tot de priesters, zeggende: Toen gij vasttet en rouwklaagdet, in de vijfde en in de zevende maand, namelijk nu zeventig jaren, hebt gijlieden Mij, Mij enigszins gevast?

6. Of als gij at, en als gij dronkt, waart gij het niet, die daar at, en gij, die daar dronkt?

7. Zijn het niet de woorden, welke de HEERE uitriep door den dienst der vorige profeten, toen Jeruzalem bewoond en gerust was, en haar steden rondom haar; en het zuiden en de laagte bewoond was?

8. Verder geschiedde het woord des HEEREN tot Zacharia, zeggende: