Statenvertaling

Spreuken 8:18-29 Statenvertaling (SV1750)

18. Rijkdom en eer is bij Mij, duurachtig goed en gerechtigheid.

19. Mijn vrucht is beter dan uitgegraven goud, en dan dicht goud; en Mijn inkomen dan uitgelezen zilver.

20. Ik doe wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts;

21. Opdat Ik Mijn liefhebbers doe beerven dat bestendig is, en Ik zal hun schatkameren vervullen.

22. De HEERE bezat Mij in het beginsel Zijns wegs, voor Zijn werken, van toen aan.

23. Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest; van den aanvang, van de oudheden der aarde aan.

24. Ik was geboren, als de afgronden nog niet waren, als nog geen fonteinen waren, zwaar van water;

25. Aleer de bergen ingevest waren, voor de heuvelen was Ik geboren.

26. Hij had de aarde nog niet gemaakt, noch de velden, noch de aanvang van de stofjes der wereld.

27. Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het vlakke des afgronds beschreef;

28. Toen Hij de opperwolken van boven vestigde; toen Hij de fonteinen des afgronds vastmaakte;

29. Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde stelde;