Statenvertaling

Spreuken 8:10-25 Statenvertaling (SV1750)

10. Neemt Mijn tucht aan, en niet zilver, en wetenschap, meer dan het uitgelezen uitgegraven goud.

11. Want wijsheid is beter dan robijnen, en al wat men begeren mag, is met haar niet te vergelijken.

12. Ik, Wijsheid, woon bij de kloekzinnigheid, en vinde de kennis van alle bedachtzaamheid.

13. De vreze des HEEREN is, te haten het kwade, de hovaardigheid, en den hoogmoed, en den kwaden weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden.

14. Raad en het wezen zijn Mijne; Ik ben het Verstand, Mijne is de Sterkte.

15. Door Mij regeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid.

16. Door Mij heersen de heersers, en de prinsen, al de rechters der aarde.

17. Ik heb lief, die Mij liefhebben; en die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden.

18. Rijkdom en eer is bij Mij, duurachtig goed en gerechtigheid.

19. Mijn vrucht is beter dan uitgegraven goud, en dan dicht goud; en Mijn inkomen dan uitgelezen zilver.

20. Ik doe wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts;

21. Opdat Ik Mijn liefhebbers doe beerven dat bestendig is, en Ik zal hun schatkameren vervullen.

22. De HEERE bezat Mij in het beginsel Zijns wegs, voor Zijn werken, van toen aan.

23. Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest; van den aanvang, van de oudheden der aarde aan.

24. Ik was geboren, als de afgronden nog niet waren, als nog geen fonteinen waren, zwaar van water;

25. Aleer de bergen ingevest waren, voor de heuvelen was Ik geboren.