Statenvertaling

Spreuken 8:1-13 Statenvertaling (SV1750)

1. Roept de Wijsheid niet, en verheft niet de Verstandigheid Haar stem?

2. Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg, ter plaatse, waar paden zijn, staat Zij;

3. Aan de zijde der poorten, voor aan de stad, aan den ingang der deuren roept Zij overluid:

4. Tot u, o mannen! roep Ik, en Mijn stem is tot de mensenkinderen.

5. Gij slechten! verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met het hart.

6. Hoort, want ik zal vorstelijke dingen spreken, en de opening Mijner lippen zal enkel billijkheid zijn.

7. Want Mijn gehemelte zal de waarheid bedachtelijk uitspreken, en de goddeloosheid is Mijn lippen een gruwel.

8. Al de redenen Mijns monds zijn in gerechtigheid; er is niets verdraaids, noch verkeerds in.

9. Zij zijn alle recht voor dengene, die verstandig is, en rechtmatig voor degenen, die wetenschap vinden.

10. Neemt Mijn tucht aan, en niet zilver, en wetenschap, meer dan het uitgelezen uitgegraven goud.

11. Want wijsheid is beter dan robijnen, en al wat men begeren mag, is met haar niet te vergelijken.

12. Ik, Wijsheid, woon bij de kloekzinnigheid, en vinde de kennis van alle bedachtzaamheid.

13. De vreze des HEEREN is, te haten het kwade, de hovaardigheid, en den hoogmoed, en den kwaden weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden.