Statenvertaling

Spreuken 6:28-35 Statenvertaling (SV1750)

28. Zal iemand op kolen gaan, dat zijn voeten niet branden?

29. Alzo die tot zijns naasten huisvrouw ingaat; al wie haar aanroert, zal niet onschuldig gehouden worden.

30. Men doet een dief geen verachting aan, als hij steelt om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger heeft;

31. En gevonden zijnde, vergeldt hij het zevenvoudig; hij geeft al het goed van zijn huis.

32. Maar die met een vrouw overspel doet, is verstandeloos; hij verderft zijn ziel, die dat doet;

33. Plage en schande zal hij vinden, en zijn smaad zal niet uitgewist worden.

34. Want jaloersheid is een grimmigheid des mans; en in den dag der wraak zal hij niet verschonen.

35. Hij zal geen verzoening aannemen; en hij zal niet bewilligen, ofschoon gij het geschenk vergroot.