Statenvertaling

Spreuken 6:26-35 Statenvertaling (SV1750)

26. Want door een vrouw, die een hoer is, komt men tot een stuk broods; en eens mans huisvrouw jaagt de kostelijke ziel.

27. Zal iemand vuur in zijn boezem nemen, dat zijn klederen niet verbrand worden?

28. Zal iemand op kolen gaan, dat zijn voeten niet branden?

29. Alzo die tot zijns naasten huisvrouw ingaat; al wie haar aanroert, zal niet onschuldig gehouden worden.

30. Men doet een dief geen verachting aan, als hij steelt om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger heeft;

31. En gevonden zijnde, vergeldt hij het zevenvoudig; hij geeft al het goed van zijn huis.

32. Maar die met een vrouw overspel doet, is verstandeloos; hij verderft zijn ziel, die dat doet;

33. Plage en schande zal hij vinden, en zijn smaad zal niet uitgewist worden.

34. Want jaloersheid is een grimmigheid des mans; en in den dag der wraak zal hij niet verschonen.

35. Hij zal geen verzoening aannemen; en hij zal niet bewilligen, ofschoon gij het geschenk vergroot.