Statenvertaling

Spreuken 6:12-24 Statenvertaling (SV1750)

12. Een Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met verkeerdheid des monds om;

13. Wenkt met zijn ogen, spreekt met zijn voeten, leert met zijn vingeren;

14. In zijn hart zijn verkeerdheden, hij smeedt te aller tijd kwaad; hij werpt twisten in.

15. Daarom zal zijn verderf haastelijk komen; hij zal schielijk verbroken worden, dat er geen genezen aan zij.

16. Deze zes haat de HEERE; ja, zeven zijn Zijn ziel een gruwel:

17. Hoge ogen, een valse tong, en handen, die onschuldig bloed vergieten;

18. Een hart, dat ondeugdzame gedachten smeedt; voeten, die zich haasten, om tot kwaad te lopen;

19. Een vals getuige, die leugenen blaast; en die tussen broederen krakelen inwerpt.

20. Mijn zoon, bewaar het gebod uws vaders, en verlaat de wet uwer moeder niet.

21. Bind ze steeds aan uw hart, hecht ze aan uw hals.

22. Als gij wandelt, zal dat u geleiden; als gij nederligt, zal het over u de wacht houden; als gij wakker wordt, zal hetzelve met u spreken.

23. Want het gebod is een lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens;

24. Om u te bewaren voor de kwade vrouw, voor het gevlei der vreemde tong.