Statenvertaling

Spreuken 5:7-19 Statenvertaling (SV1750)

7. Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds.

8. Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis;

9. Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede;

10. Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden;

11. En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is;

12. En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad!

13. En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars!

14. Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering!

15. Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput;

16. Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten;

17. Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u.

18. Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd;

19. Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde.