Statenvertaling

Spreuken 24:9-23 Statenvertaling (SV1750)

9. De gedachte der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens een gruwel.

10. Vertoont gij u slap ten dage der benauwdheid, uw kracht is nauw.

11. Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij wankelen ter doding, zo gij u onthoudt.

12. Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat niet; zal Hij, Die de harten weegt, dat niet merken? En Die uwe ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten? Want Hij zal den mens vergelden naar zijn werk.

13. Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.

14. Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet afgesneden worden.

15. Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet.

16. Want de rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen.

17. Verblijd u niet, als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen;

18. Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere.

19. Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen.

20. Want de kwade zal geen beloning hebben, de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.

21. Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan;

22. Want hun verderf zal haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang?

23. Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in het gericht te kennen, is niet goed.