Statenvertaling

Spreuken 24:12-27 Statenvertaling (SV1750)

12. Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat niet; zal Hij, Die de harten weegt, dat niet merken? En Die uwe ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten? Want Hij zal den mens vergelden naar zijn werk.

13. Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.

14. Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet afgesneden worden.

15. Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet.

16. Want de rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen.

17. Verblijd u niet, als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen;

18. Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere.

19. Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen.

20. Want de kwade zal geen beloning hebben, de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.

21. Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan;

22. Want hun verderf zal haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang?

23. Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in het gericht te kennen, is niet goed.

24. Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natien zullen hem gram zijn.

25. Maar voor degenen, die hem bestraffen, zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op hen komen.

26. Men zal de lippen kussen desgenen, die rechte woorden antwoordt.

27. Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis.