Statenvertaling

Spreuken 23:8-23 Statenvertaling (SV1750)

8. Uw bete, die gij gegeten hebt, zoudt gij uitspuwen; en gij zoudt uw liefelijke woorden verderven.

9. Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand uwer woorden verachten.

10. Zet de oude palen niet terug; en kom op de akkers der wezen niet;

11. Want hun Verlosser is sterk; Die zal hun twistzaak tegen u twisten.

12. Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de redenen der wetenschap.

13. Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven.

14. Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden.

15. Mijn zoon! zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde zijn, ja, ik.

16. En mijn nieren zullen van vreugde opspringen, als uw lippen billijkheden spreken zullen.

17. Uw hart zij niet nijdig over de zondaren; maar zijt te allen dage in de vreze des HEEREN.

18. Want zekerlijk, er is een beloning; en uw verwachting zal niet afgesneden worden.

19. Hoor gij, mijn zoon! en word wijs, en richt uw hart op den weg.

20. Zijt niet onder de wijnzuipers, noch onder de vleesvreters;

21. Want een zuiper en vraat zal arm worden; en de sluimering doet verscheurde klederen dragen.

22. Hoor naar uw vader, die u gewonnen heeft; en veracht uw moeder niet, als zij oud geworden is.

23. Koop de waarheid, en verkoop ze niet, mitsgaders wijsheid, en tucht, en verstand.