Statenvertaling

Spreuken 23:12-27 Statenvertaling (SV1750)

12. Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de redenen der wetenschap.

13. Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven.

14. Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden.

15. Mijn zoon! zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde zijn, ja, ik.

16. En mijn nieren zullen van vreugde opspringen, als uw lippen billijkheden spreken zullen.

17. Uw hart zij niet nijdig over de zondaren; maar zijt te allen dage in de vreze des HEEREN.

18. Want zekerlijk, er is een beloning; en uw verwachting zal niet afgesneden worden.

19. Hoor gij, mijn zoon! en word wijs, en richt uw hart op den weg.

20. Zijt niet onder de wijnzuipers, noch onder de vleesvreters;

21. Want een zuiper en vraat zal arm worden; en de sluimering doet verscheurde klederen dragen.

22. Hoor naar uw vader, die u gewonnen heeft; en veracht uw moeder niet, als zij oud geworden is.

23. Koop de waarheid, en verkoop ze niet, mitsgaders wijsheid, en tucht, en verstand.

24. De vader des rechtvaardigen zal zich zeer verheugen; en die een wijzen zoon gewint, zal zich over hem verblijden.

25. Laat uw vader zich verblijden, ook uw moeder; en laat haar zich verheugen, die u gebaard heeft.

26. Mijn zoon! geef mij uw hart, en laat uw ogen mijn wegen bewaren.

27. Want een hoer is een diepe gracht, en een vreemde vrouw is een enge put.