1. De naam is uitgelezener dan grote rijkdom, de goede gunst dan zilver en dan goud.
2. Rijken en armen ontmoeten elkander; de HEERE heeft hen allen gemaakt.
3. Een kloekzinnig mens ziet het kwaad, en verbergt zich; maar de slechten gaan henen door, en worden gestraft.
4. Het loon der nederigheid, met de vreze des HEEREN, is rijkdom, en eer, en leven.