Statenvertaling

Spreuken 2:9-21 Statenvertaling (SV1750)

9. Dan zult gij verstaan gerechtigheid, en recht, en billijkheden, en alle goed pad.

10. Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn;

11. Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht houden, de verstandigheid zal u behoeden;

12. Om u te redden van den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden spreekt;

13. Van degenen, die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis;

14. Die blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden des kwaden;

15. Welker paden verkeerd zijn, en afwijkende in hun sporen;

16. Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;

17. Die den leidsman harer jonkheid verlaat, en het verbond haars Gods vergeet;

18. Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.

19. Allen die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen, en zullen de paden des levens niet aantreffen;

20. Opdat gij wandelt op den weg der goeden, en houdt de paden der rechtvaardigen.

21. Want de vromen zullen de aarde bewonen, en de oprechten zullen daarin overblijven;