Statenvertaling

Spreuken 2:7-18 Statenvertaling (SV1750)

7. Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprechtelijk wandelen;

8. Opdat zij de paden des rechts houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten bewaren.

9. Dan zult gij verstaan gerechtigheid, en recht, en billijkheden, en alle goed pad.

10. Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn;

11. Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht houden, de verstandigheid zal u behoeden;

12. Om u te redden van den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden spreekt;

13. Van degenen, die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis;

14. Die blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden des kwaden;

15. Welker paden verkeerd zijn, en afwijkende in hun sporen;

16. Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;

17. Die den leidsman harer jonkheid verlaat, en het verbond haars Gods vergeet;

18. Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.