Statenvertaling

Spreuken 17:14-24 Statenvertaling (SV1750)

14. Het begin des krakeels is gelijk een, die het water opening geeft; daarom verlaat den twist, eer hij zich vermengt.

15. Wie den goddeloze rechtvaardigt, en den rechtvaardige verdoemt, zijn den HEERE een gruwel, ja, die beiden.

16. Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn, om wijsheid te kopen, dewijl hij geen verstand heeft?

17. Een vriend heeft te aller tijd lief; en een broeder wordt in de benauwdheid geboren.

18. Een verstandeloos mens klapt in de hand, zich borg stellende bij zijn naaste.

19. Die het gekijf liefheeft, heeft de overtreding lief; die zijn deur verhoogt, zoekt verbreking.

20. Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet vinden; en die verkeerd is met zijn tong, zal in het kwaad vallen.

21. Wie een zot genereert, die zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden.

22. Een blij hart zal een medicijn goed maken; maar een verslagen geest zal het gebeente verdrogen.

23. De goddeloze zal het geschenk uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen.

24. In het aangezicht des verstandigen is wijsheid; maar de ogen des zots zijn in het einde der aarde.