9. Het hart des mensen overdenkt zijn weg; maar de HEERE stiert zijn gang.
10. Waarzegging is op de lippen des konings; zijn mond zal niet overtreden in het gericht.
11. Een rechte waag en weegschaal zijn des HEEREN; alle weegstenen des zaks zijn Zijn werk.
12. Het is der koningen gruwel goddeloosheid te doen; want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd.
13. De lippen der gerechtigheid zijn het welgevallen der koningen; en elkeen van hen zal liefhebben dien, die rechte dingen spreekt.
14. De grimmigheid des konings is als de boden des doods; maar een wijs man zal die verzoenen.