30. Hij sluit zijn ogen, om verkeerdheden te bedenken; zijn lippen bijtende, volbrengt hij het kwaad.
31. De grijsheid is een sierlijke kroon; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden.
32. De lankmoedige is beter dan de sterke; en die heerst over zijn geest, dan die een stad inneemt.
33. Het lot wordt in den schoot geworpen; maar het gehele beleid daarvan is van den HEERE.