Statenvertaling

Spreuken 16:26-33 Statenvertaling (SV1750)

26. De ziel des arbeidzamen arbeidt voor zichzelven; want zijn mond buigt zich voor hem.

27. Een Belialsman graaft kwaad; en op zijn lippen is als brandend vuur.

28. Een verkeerd man zal krakeel inwerpen; en een oorblazer scheidt den voornaamsten vriend.

29. Een man des gewelds verlokt zijn naaste, en hij leidt hem in een weg, die niet goed is.

30. Hij sluit zijn ogen, om verkeerdheden te bedenken; zijn lippen bijtende, volbrengt hij het kwaad.

31. De grijsheid is een sierlijke kroon; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden.

32. De lankmoedige is beter dan de sterke; en die heerst over zijn geest, dan die een stad inneemt.

33. Het lot wordt in den schoot geworpen; maar het gehele beleid daarvan is van den HEERE.