Statenvertaling

Spreuken 15:26-32 Statenvertaling (SV1750)

26. Des bozen gedachten zijn den HEERE een gruwel; maar der reinen zijn liefelijke redenen.

27. Die gierigheid pleegt, beroert zijn huis; maar die geschenken haat, zal leven.

28. Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten.

29. De HEERE is ver van de goddelozen; maar het gebed der rechtvaardigen zal Hij verhoren.

30. Het licht der ogen verblijdt het hart; een goed gerucht maakt het gebeente vet.

31. Het oor, dat de bestraffing des levens hoort, zal in het midden der wijzen vernachten.

32. Die de tucht verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing hoort, krijgt verstand.