Statenvertaling

Spreuken 15:1-11 Statenvertaling (SV1750)

1. Een zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen.

2. De tong der wijzen maakt de wetenschap goed; maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit.

3. De ogen des HEEREN zijn in alle plaatsen, beschouwende de kwaden en de goeden.

4. De medicijn der tong is een boom des levens; maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest.

5. Een dwaas zal de tucht zijns vaders versmaden; maar die de bestraffing waarneemt, zal kloekzinniglijk handelen.

6. In het huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst is beroerte.

7. De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo.

8. Het offer der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen.

9. De weg der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar dien, die de gerechtigheid najaagt, zal Hij liefhebben.

10. De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat, zal sterven.

11. De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensen kinderen?