Statenvertaling

Spreuken 14:20-31 Statenvertaling (SV1750)

20. De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele.

21. Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig.

22. Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten.

23. In allen smartelijken arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek.

24. Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid.

25. Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger.

26. In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen.

27. De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.

28. In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring.

29. De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid.

30. Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen.

31. Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem.