Statenvertaling

Spreuken 14:2-15 Statenvertaling (SV1750)

2. Die in zijn oprechtheid wandelt, vreest den HEERE; maar die afwijkt in zijn wegen, veracht Hem.

3. In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren hen.

4. Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel.

5. Een waarachtig getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast leugens.

6. De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht.

7. Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken.

8. De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij.

9. Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid.

10. Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen.

11. Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien.

12. Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.

13. Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid.

14. Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zich zelven.

15. De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang.