Statenvertaling

Spreuken 10:3-12 Statenvertaling (SV1750)

3. De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet hongeren; maar de have der goddelozen stoot Hij weg.

4. Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.

5. Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; maar die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt.

6. Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.

7. De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn; maar de naam der goddelozen zal verrotten.

8. Die wijs van hart is, neemt de geboden aan; maar die dwaas is van lippen, zal omgeworpen worden.

9. Die in oprechtheid wandelt, wandelt zeker; maar die zijn wegen verkeert, zal bekend worden.

10. Die met het oog wenkt, richt smart aan; en een dwaas van lippen zal omgeworpen worden.

11. De mond des rechtvaardigen is een springader des levens; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.

12. Haat verwekt krakelen; maar de liefde dekt alle overtredingen toe.