Statenvertaling

Spreuken 1:9-19 Statenvertaling (SV1750)

9. Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.

10. Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet;

11. Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;

12. Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen;

13. Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen.

14. Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben.

15. Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.

16. Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten.

17. Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte;

18. En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen.

19. Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.