Statenvertaling

Spreuken 1:5-23 Statenvertaling (SV1750)

5. Die wijs is, zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen;

6. Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen.

7. De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht.

8. Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet;

9. Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.

10. Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet;

11. Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;

12. Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen;

13. Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen.

14. Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben.

15. Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.

16. Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten.

17. Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte;

18. En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen.

19. Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.

20. De opperste Wijsheid roept overluid daarbuiten; Zij verheft Haar stem op de straten.

21. Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad;

22. Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?

23. Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.