Statenvertaling

Spreuken 1:15-21 Statenvertaling (SV1750)

15. Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.

16. Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten.

17. Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte;

18. En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen.

19. Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.

20. De opperste Wijsheid roept overluid daarbuiten; Zij verheft Haar stem op de straten.

21. Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad;