14. Toen zeiden de vrouwen tot Naomi: Geloofd zij de HEERE, Die niet heeft nagelaten u heden een losser te geven; en zijn naam worde vermaard in Israel!
15. Die zal u zijn tot een verkwikker der ziel, en om uw ouderdom te onderhouden; want uw schoondochter, die u liefheeft, heeft hem gebaard, dewelke u beter is dan zeven zonen.
16. En Naomi nam dat kind, en zette het op haar schoot, en werd zijn voedster.
17. En de naburinnen gaven hem een naam, zeggende: Aan Naomi is een zoon geboren; en zij noemden zijn naam Obed; deze is de vader van Isai, Davids vader.
18. Dit nu zijn de geboorten van Perez: Perez gewon Hezron;
19. En Hezron gewon Ram; en Ram gewon Amminadab;
20. En Amminadab gewon Nahesson; en Nahesson gewon Salma;
21. En Salmon gewon Boaz, en Boaz gewon Obed;
22. En Obed gewon Isai; en Isai gewon David.