Statenvertaling

Romeinen 7:10-22 Statenvertaling (SV1750)

10. En het gebod, dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden.

11. Want de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft mij verleid, en door hetzelve gedood.

12. Alzo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig, en rechtvaardig, en goed.

13. Is dan het goede mij de dood geworden? Dat zij verre. Maar de zonde is mij de dood geworden; opdat zij zou openbaar worden zonde te zijn; werkende mij door het goede den dood; opdat de zonde boven mate wierd zondigende door het gebod.

14. Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.

15. Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.

16. En indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe, dat zij goed is.

17. Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont.

18. Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.

19. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.

20. Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont.

21. Zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.

22. Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;