Statenvertaling

Romeinen 16:7-17 Statenvertaling (SV1750)

7. Groet Andronikus en Junias, mijn magen, en mijn medegevangenen, welke vermaard zijn onder de apostelen, die ook voor mij in Christus geweest zijn.

8. Groet Amplias, mijn beminde in den Heere.

9. Groet Urbanus, onzen medearbeider in Christus, en Stachys, mijn beminde.

10. Groet Apelles, die beproefd is in Christus. Groet hen, die van het huisgezin van Aristobulus zijn.

11. Groet Herodion, die van mijn maagschap is. Groet hen, die van het huisgezin van Narcissus zijn, degenen namelijk, die in den Heere zijn.

12. Groet Tryfena en Tryfosa, vrouwen die in den Heere arbeiden. Groet Persis, de beminde zuster, die veel gearbeid heeft in den Heere.

13. Groet Rufus, den uitverkorene in den Heere, en zijn moeder en de mijne.

14. Groet Asynkritus, Flegon, Hermas, Patrobas, Hermes, en de broeders, die met hen zijn.

15. Groet Filologus en Julia, Nereus en zijn zuster, en Olympas, en al de heiligen, die met henlieden zijn.

16. Groet elkander met een heiligen kus. De Gemeenten van Christus groeten ulieden.

17. En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen, die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer, die gij van ons geleerd hebt; en wijkt af van dezelve.