Statenvertaling

Romeinen 12:7-21 Statenvertaling (SV1750)

7. Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren;

8. Hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, in blijmoedigheid.

9. De liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer van het boze, en hangt het goede aan.

10. Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde; met eer de een den ander voorgaande.

11. Zijt niet traag in het benaarstigen. Zijt vurig van geest. Dient den Heere.

12. Verblijdt u in de hoop. Zijt geduldig in de verdrukking. Volhardt in het gebed.

13. Deelt mede tot de behoeften der heiligen. Tracht naar herbergzaamheid.

14. Zegent hen, die u vervolgen; zegent en vervloekt niet.

15. Verblijdt u met de blijden; en weent met de wenenden.

16. Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven.

17. Vergeldt niemand kwaad voor kwaad. Bezorgt hetgeen eerlijk is voor alle mensen.

18. Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen.

19. Wreekt uzelven niet, beminden, maar geeft den toorn plaats; want er is geschreven: Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden, zegt de Heere.

20. Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen.

21. Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede.