Statenvertaling

Romeinen 12:5-16 Statenvertaling (SV1750)

5. Alzo zijn wij velen een lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden.

6. Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade, die ons gegeven is,

7. Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren;

8. Hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, in blijmoedigheid.

9. De liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer van het boze, en hangt het goede aan.

10. Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde; met eer de een den ander voorgaande.

11. Zijt niet traag in het benaarstigen. Zijt vurig van geest. Dient den Heere.

12. Verblijdt u in de hoop. Zijt geduldig in de verdrukking. Volhardt in het gebed.

13. Deelt mede tot de behoeften der heiligen. Tracht naar herbergzaamheid.

14. Zegent hen, die u vervolgen; zegent en vervloekt niet.

15. Verblijdt u met de blijden; en weent met de wenenden.

16. Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven.