Statenvertaling

Richteren 13:8 Statenvertaling (SV1750)

Toen aanbad Manoach den HEERE vuriglijk, en zeide: Och, HEERE! dat toch de Man Gods, Dien Gij gezonden hebt, weder tot ons kome, en ons lere, wat we dat knechtje doen zullen, dat geboren zal worden.

Richteren 13

Richteren 13:5-12