Statenvertaling

Psalmen 91:1-11 Statenvertaling (SV1750)

1. Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.

2. Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw!

3. Want Hij zal u redden van den strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie.

4. Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; Zijn waarheid is een rondas en beukelaar.

5. Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl, die des daags vliegt;

6. Voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt; voor het verderf, dat op den middag verwoest.

7. Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken.

8. Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien.

9. Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek;

10. U zal geen kwaad wedervaren, en geen plage zal uw tent naderen.

11. Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.