Statenvertaling

Psalmen 74:6-15 Statenvertaling (SV1750)

6. Alzo hebben zij nu derzelver graveerselen samen met houwelen en beukhamers in stukken geslagen.

7. Zij hebben Uw heiligdommen in het vuur gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd.

8. Zij hebben in hun hart gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij hebben alle Gods vergaderplaatsen in het land verbrand.

9. Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang.

10. Hoe lang, o God! zal de wederpartijder smaden? Zal de vijand Uw Naam in eeuwigheid lasteren?

11. Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van Uw boezem; maak een einde.

12. Evenwel is God mijn Koning van ouds af, Die verlossingen werkt in het midden der aarde.

13. Gij hebt door Uw sterkte de zee gespleten; Gij hebt de koppen der draken in de wateren verbroken.

14. Gij hebt de koppen des Leviathans verpletterd; Gij hebt hem tot spijs gegeven aan het volk in dorre plaatsen.

15. Gij hebt een fontein en beek gekliefd; Gij hebt sterke rivieren uitgedroogd.