Statenvertaling

Psalmen 73:1-13 Statenvertaling (SV1750)

1. Een psalm van Asaf. Immers is God Israel goed, dengenen, die rein van harte zijn.

2. Maar mij aangaande, mijn voeten waren bijna uitgeweken; mijn treden waren bijkans uitgeschoten.

3. Want ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede.

4. Want er zijn geen banden tot hun dood toe, en hun kracht is fris.

5. Zij zijn niet in de moeite als andere mensen, en worden met andere mensen niet geplaagd.

6. Daarom omringt hen de hovaardij als een keten; het geweld bedekt hen als een gewaad.

7. Hun ogen puilen uit van vet; zij gaan de inbeeldingen des harten te boven.

8. Zij mergelen de lieden uit, en spreken boselijk van verdrukking; zij spreken uit de hoogte.

9. Zij zetten hun mond tegen den hemel, en hun tong wandelt op de aarde.

10. Daarom keert zich Zijn volk hiertoe, als hun wateren eens vollen bekers worden uitgedrukt,

11. Dat zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste?

12. Ziet, dezen zijn goddeloos; nochtans hebben zij rust in de wereld; zij vermenigvuldigen het vermogen.

13. Immers heb ik te vergeefs mijn hart gezuiverd, en mijn handen in onschuld gewassen.