Statenvertaling

Psalmen 7:8-17 Statenvertaling (SV1750)

8. (7:9) De HEERE zal den volken recht doen; richt mij, HEERE, naar mijn gerechtigheid, en naar mijn oprechtigheid, die bij mij is.

9. (7:10) Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God!

10. (7:11) Mijn schild is bij God, Die de oprechten van hart behoudt.

11. (7:12) God is een rechtvaardige Rechter, en een God, Die te allen dage toornt.

12. (7:13) Indien hij zich niet bekeert, zo zal Hij Zijn zwaard wetten; Hij heeft Zijn boog gespannen, en dien bereid.

13. (7:14) En heeft dodelijke wapenen voor hem gereed gemaakt; Hij zal Zijn pijlen tegen de hittige vervolgers te werk stellen.

14. (7:15) Ziet, hij is in arbeid van ongerechtigheid, en is zwanger van moeite, hij zal leugen baren.

15. (7:16) Hij heeft een kuil gedolven, en dien uitgegraven, maar hij is gevallen in de groeve, die hij gemaakt heeft.

16. (7:17) Zijn moeite zal op zijn hoofd wederkeren, en zijn geweld op zijn schedel nederdalen.

17. (7:18) Ik zal den HEERE loven naar Zijn gerechtigheid, en den Naam des HEEREN, des Allerhoogsten, psalmzingen.