Statenvertaling

Psalmen 69:22-34 Statenvertaling (SV1750)

22. (69:23) Hun tafel worde voor hun aangezicht tot een strik, en tot volle vergelding tot een valstrik.

23. (69:24) Laat hun ogen duister worden, dat zij niet zien; en doe hun lenden gedurig waggelen.

24. (69:25) Stort over hen Uw gramschap uit; en de hittigheid Uws toorns grijpe hen aan.

25. (69:26) Hun paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner.

26. (69:27) Want zij vervolgen, dien Gij geslagen hebt; en maken een praat van de smart Uwer verwonden.

27. (69:28) Doe misdaad tot hun misdaad, en laat hen niet komen tot Uw gerechtigheid.

28. (69:29) Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens, en met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden.

29. (69:30) Doch ik ben ellendig en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek.

30. (69:31) Ik zal Gods Naam prijzen met gezang, en Hem met dankzegging grootmaken.

31. (69:32) En het zal den HEERE aangenamer zijn dan een os, of een gehoornde var, die de klauwen verdeelt.

32. (69:33) De zachtmoedigen, dit gezien hebbende, zullen zich verblijden; en gij, die God zoekt, ulieder hart zal leven.

33. (69:34) Want de HEERE hoort de nooddruftigen, en Hij veracht Zijn gevangenen niet.

34. (69:35) Dat Hem prijzen de hemel en de aarde, de zeeen, en al wat daarin wriemelt.